Beschrijving apparaat
In deze gebruiksaanwijzing staat de maximale uitrusting
omschreven. Afhankelijk van het model zijn er verschil-
len in de leveringspakketten (zie verpakking).
Afbeeldingen zie pagina 2
2
3
4
5
6
7
8
9
10
II
12
13
14
15
16
17
Hogedrukaansluiting
Hoofdschakelaar „O/OFF" / „I/ON"
Opberghaak voor hogedrukslang en netsnoer
Handgreep
Houder voor de straalpijp
Houder voor het handspuitpistool
Wateraansluiting met ingebouwde zeef
Zuigslang voor reinigingsmiddel(met filter)
Koppelinggedeelte voor wateraansluiting
Stroomleiding met stekker
Handpistool
Vergrendeling handspuitpistool
Klemmen voor hogedrukslang
Hogedrukslang
Optionele toebehoren
Spuitlans met vuilfrees
Voor hardnekkig vuil
Spuitlans met hogedruksproeier
Voor normale reinigingsopdrachten.
niet meegeleverd
Watertoevoerslang
Montage
Losse onderdelen die bij het apparaat geleverd werden,
moeten voor de inbedrijfstelling gemonteerd worden.
Afbeeldingen zie pagina 2
Afbeelding
Draaggreep bevestigen.
Afbeelding
Klem voor hogedrukslang uit het handspuitpistool
trekken.
Afbeelding
Hogedrukslang in hand spuitpistool steken.
Klem indrukken tot hij vastklikt Veilige verbinding
controleren door aan de hogedrukslang te trekken.
Afbeelding
De meegeleverde koppeling aan het wateraansluit-
punt van het apparaat schroeven,
Inbedrijfstelling
Zet het apparaat op een effen oppervlak.
Afbeelding
Hogedrukslang met de hogedrukaansluiting van
het apparaat verbinden.
Netstekker in het stopcontact steken.
Watertoevoer vanuit de waterleiding
Aansluitwaarden zie typeplaatje/Technische gegevens.
Voorschriften van de watermaatschappij in acht nemen.
LET op
Verontreinigingen in het water kunnen de hogedruk-
pomp en de toebehoren beschadigen. Ter bescherming
wordt het gebruik van de KÂRCHER-wateffilter (bijzon-
dere toebehoren, bestelnummer 4_730-059) aanbevo-
Watertoevoerslang op koppeling aan de wateraan-
sluiting steken.
Waterslang aan de watertoevoer aansluiten.
Waterkraan volledig opendraaien.
Werking
VOORZICHTIG
Een droogloop van meer dan 2 minuten leidt tot bescha-
digingen van de hogedrukpomp, Indien het apparaat
binnen 2 minuten geen druk opbouwt, schakelt u het ap-
paraat uit en gaat u te werk volgens de instructies in het
hoofdstuk „Hulp bij storingen"
Werken met hoge druk
VOORZICHTIG
Respecteer bij de reiniging van gelakte oppervlakken
een minimumstraa/afstand van 30 cm om beschadigin-
gen te vermijden.
LET OP
Autobanden, lak of gevoelige oppervlakken zoals hout
mogen niet met de vuilfrees gereinigd worden wegens
beschadigingsgevaar.
Afbeelding
Straalpijp in het handspuitpistool steken en vast-
schroeven door hem 900 te draaien.
Apparaat inschakelen "I/ON"
Hefboom van het handspuitpistool ontgrendelen.
Hendel aantrekken, het apparaat wordt ingescha-
keld.
Instructie: Wanneer de hendel opnieuw wordt los-
gelaten, schakelt het apparaat opnieuw uit. Hoge-
druk blijft in het systeem behouden.
Werken met reinigingsmiddel
Instructie: Reinigingsmiddel kan in lage druk toege-
voegd worden.
A GEVAAR
Bij gebruik van reinigingsmiddelen moet het veiligheids-
gegevensblad van de reinigingsmiddelfabrikant in acht
genomen worden, in het bijzonder de instructies betref-
fende de persoonlijke veiligheidsuitrusting.
De zuigslang voor reinigingsmiddel tot de gewens-
te lengte uit de behuizing trekken.
Reinigingsmiddel-zuigslang in een reservoir met
reinigingsmiddeloplossing hangen.
Maak de straalpijp los van het pistool. Alleen met
het handspuitpistool werken.
Instructie: Daardoor wordt tijdens de werking de
reinigingsmiddeloplossing bij de waterstraal ge-
mengd.
Aanbevolen reinigingsmethodé
Reinigingsmiddel in geringe hoeveelheid op het
droge oppervlak sproeien en laten inwerken (niet
laten opdrogen!).
losgekomen vuil met hogedrukstraal afspoelen.
Werking onderbreken
Hefboom van het handspuitpistool loslaten.
Hefboom van het handspuitpistool vergrendelen.
Handspuitpistool in houder voor handspuitpistool
Bij langere werkonderbrekingen (langer dan 5 mi-
nuten) het apparaat tevens uitschakelen "OIOFF".
Werking stopzetten
VOORZICHTIG
Scheid de hogedruks/ang enkel Van het handspuitpi-
stool of het apparaat wanneer geen druk in het systeem
voorhanden is.
20